In de praktijk komt het regelmatig voor dat een directeur-grootaandeelhouder (hierna: DGA) een auto van de zaak rijdt (lees: de auto is aangeschaft door zijn werkmaatschappij en wordt aan hem ter beschikking gesteld. Na verloop van tijd komt dan regelmatig de vraag op of het mogelijk is om de auto naar privé over te dragen en zo ja, of dat mogelijk is tegen een vergoeding die lager ligt dan de werkelijke waarde van de auto. Over deze vraag heeft een rechtbank onlangs een uitspraak gedaan.
Uitspraak rechtbank
Onlangs heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de volgende situatie. Een besloten vennootschap had op 29 december 2015 een Volvo aangeschaft voor € 93.400 inclusief btw. De aanschaf-btw was destijds volledig in aftrek genomen. In de laatste btw-aangiften van de daarna volgende boekjaren is steeds een btw-correctie voor het privégebruik opgenomen omdat de auto ook voor privédoeleinden aan de DGA van de vennootschap ter beschikking stond. So far, so good.
Na 60 maanden – op 29 december 2020 – heeft de vennootschap de auto verkocht aan haar DGA. Hierbij heeft onmiskenbaar een rol gespeeld dat op 1 januari 2021 de bijtelling in de loonbelasting voor deze auto van 7% naar 25% zou gaan. De DGA heeft de auto van de vennootschap overgenomen voor een bedrag van slechts € 2.624 inclusief btw en rest-bpm. Dit terwijl een taxateur de waarde van de auto op 2 december 2020 nog had vast gesteld op € 29.750. De vennootschap en de DGA hebben het verschil van € 27.126 als verkapt dividend in aanmerking genomen. Voor de DGA is dit voordelig, omdat hij met een lager bedrag aan niet-aftrekbare btw krijgt te maken.
De inzet van het hierop volgende geschil met de Belastingdienst was uiteraard de maatstaf van heffing voor de omzetbelasting. Dit geschil is vanuit drie invalshoeken benaderd:
- Is überhaupt sprake van een levering onder bezwarende titel?
- Is sprake van misbruik van recht?
- Als het antwoord op vraag 1 positief is: behoort dan het verkapte dividend ook tot de vergoeding?
De rechtbank heeft de eerste vraag positief beantwoord. Behoudens uitzonderingssituaties is de maatstaf van heffing voor de btw de overeengekomen vergoeding zoals op de factuur is vermeld. Dat geldt ook in gelieerde verhoudingen. Dit wordt pas anders wanneer de vergoeding nihil bedraagt, dan wel zo laag is vastgesteld dat er sprake is van vrijgevigheid (symbolische vergoeding).
Bij misbruik van recht gaat het om een gekunsteld samenstel van transacties gericht op het behalen van belastingvoordeel. Hierbij wordt dan formeel misschien wel juist gehandeld, maar materieel ontbreekt de economische realiteit. Dat neemt echter niet weg dat een belastingplichtige zijn activiteiten zodanig mag inrichten dat hij of zij zo min mogelijk belasting betaalt. De rechtbank oordeelde dat in casu sprake was van een reële transactie, géén misbruik van recht.
Tenslotte vond de rechtbank dat dividend voortvloeit uit het aandeelhouderschap en dat mede daarom geen rechtsreeks verband bestond tussen het verkapte dividend en de levering van de auto aan de DGA. Het verkapte dividend behoorde volgens de rechtbank in dit geval niet tot de heffingsgrondslag voor de btw. Let wel: in 2013 heeft een rechtbank anders beslist in een soortgelijke situatie waarbij het dividend wel formeel was vastgesteld.
Voor de praktijk
De slotsom van de hier besproken uitspraak is dat in de gegeven situatie geen btw verschuldigd was over het verschil tussen de werkelijke waarde van de auto en het veel lagere bedrag op de factuur. De DGA werd dus met een lager bedrag aan niet-aftrekbare btw geconfronteerd en behaalt daarmee dus een voordeel.
Mocht u zich afvragen of het mogelijk / aantrekkelijk is om ook in uw situatie de auto van de zaak naar privé over te dragen, dan kunt u contact met ons opnemen via 040 – 2 504 504. Wij brengen dan de (on)mogelijkheden en aandachtspunten graag voor u in kaart.