Identiteit van afnemer (toch) noodzakelijk voor toepassing verleggingsregeling

De verleggingsregeling in de btw gaat over de vraag wie de btw verschuldigd is en moet aangeven. Als uitgangspunt is dat de ondernemer die een levering of dienst heeft verricht. De EU-lidstaten mogen echter in bepaalde gevallen bepalen dat de btw heffing “wordt verlegd” naar de afnemer van de levering of dienst. Hieraan zijn voorwaarden verbonden. Indien de heffing wordt verlegd naar een afnemer die volledig recht op aftrek van voorbelasting heeft, dan wordt de aangegeven btw in dezelfde aangifte weer in aftrek gebracht. Bij “btw verlegd” wordt de btw in veel gevallen dus afgewikkeld met gesloten beurzen.

Nederland heeft toepassing van de verleggingsregeling onder andere aangewezen voor handelaren in oud ijzer. Daarmee wordt beoogd om de btw-heffing te vergemakkelijken en om fraude tegen te gaan. In ieder geval wordt voorkomen dat de leverancier btw in rekening brengt en vervolgens niet betaalt aan de Belastingdienst, terwijl de afnemer de btw wel terugbetaald krijgt van de belastingdienst. Toepassing van de verleggingsregeling is daarom niet optioneel maar verplicht.  

De Hoge Raad heeft inzake de toepassing van de verleggingsregeling onlangs uitspraak gedaan in de volgende casus.

Een handelaar in oude metalen (een besloten vennootschap) verkoopt in de periode april, mei en juni 2010 non-ferro metalen aan een Duitse partij en brengt daarbij geen btw in rekening. Op de facturen meldt de ondernemer “btw verlegd”. De afnemer haalt de goederen zelf op en rekent daarbij contant af. Achteraf blijkt de identiteit van de afnemer niet verifieerbaar. Bovendien blijkt het door de afnemer opgegeven (Duitse) btw-identificatienummer onjuist. Kortom, de afnemer blijft onbekend.

Naar aanleiding van een controle stelt de Belastingdienst zich op het standpunt dat de handelaar in de voornoemde situatie de verleggingsregeling niet had mogen toepassen en btw in rekening had moeten brengen. Een naheffingsaanslag volgt, het bezwaar van belanghebbende (de handelaar) wordt afgewezen. Uiteindelijk oordeelt de Hoge Raad dat de vaststelling van de identiteit van de afnemer essentieel is om de doelstellingen van de verleggingsregeling waar te kunnen maken, namelijk voorkoming van fraude en misbruik van het systeem.

Gezien de ratio van de verleggingsregeling kan deze volgens de Hoge Raad alleen worden toegepast wanneer de identiteit van de afnemer vaststaat. Of de leverancier bij het vaststellen van de identiteit ook over een geldig btw-identificatienummer van de afnemer moet beschikken laat de Hoge Raad in het midden. Het vermelden van een geldig btw-identificatienummer van de afnemer is in ieder geval wel een formeel factuurvereiste. Het moge duidelijk zijn dat de beschikbaarheid van een geldig btw-identificatienummer het vaststellen van de identiteit van de afnemer in ieder geval een stuk gemakkelijker maakt. Tenslotte is het goed om te beseffen dat een inspecteur ook een boete kan opleggen voor iedere factuur die niet aan alle factuurvereisten voldoet. Derhalve raden wij sterk aan om ervoor te zorgen dat u over een geldig btw-identificatienummer van uw afnemer beschikt, indien u (bijvoorbeeld) de verleggingsregeling toepast.

Heeft u vragen over het toepassen van de verleggingsregeling in relatie tot binnen- of buitenlandse transacties, dan kunt u contact opnemen met het btw-team van Govers Accountants /Adviseurs via btw@govers.nl of per telefoon via 040-2 504 504.

Deel dit bericht

Tips, advies en nieuws van de beste uit het vak

Vrijblijvend advies

Tips, advies en nieuws van de beste uit het vak