Geen btw-aftrek voor holding bij inbreng in natura

Op 8 september 2022 heeft het Hof van Justitie uitspraak gedaan in de zaak W-GmbH. In deze zaak heeft het Hof van Justitie geoordeeld over het recht op btw-aftrek van holdingvennootschappen.  

Feiten 

In deze zaak gaat het om de Duitse W-GmbH, een holding met deelnemingen die grotendeels btw-vrijgesteld presteren. De activiteiten van W-GmbH bestaan uit de verwerving, het beheer en de exploitatie van onroerend goed, alsmede het ontwerp, de sanering en de uitvoering van bouwprojecten. De deelnemingen van W-GmbH houden zich bezig met de bouw van onroerende goederen en de verkoop van woningen. De activiteiten van deze deelnemingen zijn grotendeels vrijgesteld van btw. W-GmbH is aan te merken als btw-ondernemer, omdat zij tegen vergoeding boekhoudkundige en managementdiensten voor haar deelnemingen verricht. Er is geen sprake van een fiscale eenheid tussen W-GmbH en haar deelnemingen.  

W-GmbH koopt daarnaast diensten in van derden (architectendiensten en soortgelijke diensten) die ze vervolgens, in ruil voor een aandeel in de algemene winst van de deelnemingen, inbrengt in haar deelnemingen. W-GmbH brengt de volledige btw over de van derden afgenomen diensten in aftrek. De hoogste Duitse rechter stelt prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie om meer helderheid te krijgen over (on)mogelijkheden tot btw-aftrek in een dergelijk geval.  

Oordeel Hof van Justitie 

Het Hof van Justitie oordeelt dat W-GmbH de ingekochte diensten niet gebruikt om haar btw-belaste boekhoudkundige en managementdiensten voor de deelnemingen te kunnen verrichten. Er bestaat dus geen rechtstreeks en onmiddellijk verband tussen de ingekochte diensten en de boekhoudkundige en managementdiensten.  

Ook komt het Hof van Justitie tot het oordeel dat de kosten geen onderdeel uitmaken van de algemene kosten van W-GmbH nu de diensten betrekking hebben op de inbreng van W-GmbH in haar deelnemingen. Dit zijn geen kosten die voor W-GmbH noodzakelijk zijn om deelnemingen te verwerven.  

In plaats daarvan houden ingekochte diensten rechtstreeks en onmiddellijk verband met de merendeels vrijgestelde activiteiten van de deelnemingen. Daarnaast merkt het Hof op dat hier (vrij vertaald) sprake is van een niet-economische transactie (in de aandeelhouderssfeer). Hierdoor heeft W-GmbH geen recht op btw-aftrek voor de gemaakte kosten.  

Gevolgen voor u

Dit arrest benadrukt het belang om kritisch te toetsen of wordt voldaan aan de voorwaarden voor het claimen van btw-aftrek. Allereerst is van belang dat u als ondernemer feitelijk de afnemer bent van de ingekochte goederen en diensten (oftewel: u gebruikt de ingekochte goederen en diensten). Daarnaast spelen formele vereisten een rol, zoals het vereiste van een op correcte wijze opgemaakte factuur. Accepteer daarom nooit een factuur met gebreken van uw leveranciers.  

Vervolgens is voor de btw-aftrek essentieel dat de ingekochte goederen en diensten worden gebruikt voor uw btw-belaste prestaties. Als de ingekochte prestaties geen enkel verband houden met de prestaties die worden verricht door de holdingvennootschap, biedt dit arrest munitie voor de Belastingdienst om de btw-aftrek te weigeren. Zeker bij holdingvennootschappen (waar vaak op centraal niveau diverse kosten ‘binnen’ komen), is het van groot belang om kritisch te toetsen of aan deze voorwaarden wordt voldaan. Bij twijfel is het raadzaam hierover vooraf met uw adviseur in overleg te treden en de (on)mogelijkheden om tot aftrek te komen te beoordelen.  

Heeft u naar aanleiding van dit bericht vragen over de btw-positie van uw onderneming? Neemt u dan gerust contact met ons op via uw relatiebeheerder, per mail via btw@govers.nl, of telefonisch via 040 – 2 504 504. Uiteraard kunt u ook met al uw andere fiscale vragen bij ons terecht.

Deel dit bericht

Tips, advies en nieuws van de beste uit het vak

Vrijblijvend advies

Tips, advies en nieuws van de beste uit het vak