Op 6 mei 2021 heeft de Staatssecretaris van Financiën een nieuw besluit gepubliceerd waarmee de lang gewenste duidelijkheid wordt gegeven omtrent het btw-ondernemerschap van commissarissen en toezichthouders.
Het besluit is gepubliceerd naar aanleiding van een uitspraak van het Hof van Justitie, waarin is geoordeeld dat commissarissen en soortgelijke toezichthouders onder voorwaarden niet worden aangemerkt als btw-ondernemer. Tot op heden bestond veel onduidelijkheid of deze uitspraak ook door de Nederlandse Belastingdienst werd gevolgd. In dit artikel lichten wij het recente besluit van de Staatssecretaris van Financiën nader toe.
Uitspraak Hof van Justitie 13 juni 2019
Uit de uitspraak van het Hof van Justitie blijkt dat voor de kwalificatie van een commissaris of soortgelijke toezichthouder als btw-ondernemer bepalend is in welke mate van zelfstandigheid de werkzaamheden worden uitgevoerd. Bij een zekere mate van ondergeschiktheid aan de Raad van Commissarissen en/of het bestuur van de rechtspersoon, voert de commissaris de werkzaamheden niet zelfstandig uit en is geen sprake van btw-ondernemerschap. De volgende omstandigheden zijn hierbij relevant:
- De commissaris handelt niet in eigen naam, voor eigen rekening en eigen verantwoordelijkheid voor zijn toezichthoudende werkzaamheden.
- In het kader van inkomsten (vaste vergoeding), uitgaven en persoonlijke aansprakelijkheid loopt de commissaris onvoldoende bedrijfsrisico.
Uit de uitspraak van het Hof van Justitie volgt dat de zelfstandige positie van de commissaris/toezichthouder met betrekking tot de toezichthoudende werkzaamheden doorslaggevend is voor de beoordeling of sprake is van btw-ondernemerschap.
Tot op heden werd door de Belastingdienst het standpunt ingenomen dat een commissaris of toezichthouder in beginsel kwalificeert als btw-ondernemer. Hierdoor heeft dus lange tijd onduidelijkheid bestaan over de btw-positie van leden van een Raad van Commissarissen of Raad van Toezicht.
Besluit Staatssecretaris van Financiën 6 mei 2021
Op 6 mei 2021 is een nieuw besluit gepubliceerd van de Staatssecretaris van Financiën waarmee een einde komt aan deze onduidelijkheid. In het besluit wordt een nadere invulling gegeven aan het begrip ‘zelfstandig’.
Op grond van het besluit zijn leden van een Raad van Toezicht of Raad van Commissarissen als uitgangspunt niet als ‘zelfstandig’ aan te merken, en dus niet als btw-ondernemer. Daarbij hanteert de staatssecretaris van Financiën simpel gezegd het uitgangspunt dat de toezichtwerkzaamheden op naam van en onder verantwoordelijkheid van het toezichthoudende orgaan worden verricht en niet op ‘persoonlijke titel’. Als hier niet aan wordt voldaan, kan er wel sprake zijn van zelfstandigheid (en mogelijk btw-ondernemerschap).
Het feit dat een toezichthouder bij meerdere instellingen toezichthoudende werkzaamheden verricht doet hieraan niet af en leidt dus als uitgangspunt evenmin tot btw-ondernemerschap van de commissaris/toezichthouder. Daarnaast staat het btw-ondernemerschap los van andere werkzaamheden waarvoor de natuurlijke persoon al btw-ondernemer is.
Gevolgen voor commissarissen en toezichthouders
Naar aanleiding van het oordeel van het Hof van Justitie en het gepubliceerde besluit kwalificeren toezichthouders in de meeste gevallen niet langer als btw-ondernemer.
Dit betekent dat de toezichthouders niet langer btw in rekening hoeven te brengen voor de toezichthoudende werkzaamheden die zij verrichten. Aangezien het besluit terugwerkt tot en met 13 juni 2019 is in principe de btw in de periode vanaf die datum onterecht in rekening gebracht en mogelijk ook door de afnemer onterecht in aftrek gebracht. De Staatssecretaris van Financiën heeft in dat kader goedgekeurd dat voor de periode van 13 juni 2019 tot en met 7 mei 2021 (datum dat besluit in werking treedt) niet hoeft te worden teruggekomen op btw die in rekening is gebracht en bij de afnemer in aftrek is gebracht.
What can you do?
Indien u als afnemer de btw niet in aftrek kunt brengen, brengt deze ontwikkeling een kostenbesparing met zich mee (richting de toekomst). Onder voorwaarden kan ook de in het verleden in rekening gebrachte btw (in de periode vanaf 13 juni 2019) alsnog worden teruggevraagd. Dit vereist een beoordeling van uw specifieke situatie.
Voor commissarissen/toezichthouders die btw in aftrek hebben gebracht op kosten die direct toerekenbaar zijn aan de toezichthoudende werkzaamheden is extra aandacht geboden. Dit kan mogelijk gevolgen hebben voor deze btw-aftrek.
Indien en voor zover de commissaris/toezichthouder geen andere btw-belaste activiteiten ontplooit, kan de toezichthouder zich tevens afmelden bij de Belastingdienst als btw-ondernemer.
In conclusion
Heeft u vragen over de fiscale positie van uw commissarissen/toezichthouders, bent u benieuwd of zij niet langer kwalificeren als btw-ondernemer of heeft u vragen en/of opmerkingen naar aanleiding van het bovenstaande bericht? Neem dan gerust contact met ons op. Wij helpen u graag verder.