In september 2023 is het conceptwetsvoorstel inzake het belasten van het werkelijke rendement over het vermogen in box 3 ter internetconsultatie aangeboden. Op deze internetconsultatie zijn 1.737 reacties gekomen. Als gevolg van deze reacties heeft de Staatssecretaris van Financiën besloten het wetsvoorstel op enkele punten te wijzigen. In dit artikel zullen wij de wijzigingen benoemen en waar nodig nader toelichten.
Het wetsvoorstel Wet werkelijk rendement box 3 hebben wij in een eerder artikel behandeld.
Wijzigingen
De volgende vijf wijzigingen aan het wetsvoorstel hebben plaatsgevonden:
1. de afwijkende behandeling van de tweede woning die hoofdzakelijk ter beschikking staat voor eigen gebruik, vervalt;
2.de achterwaartse verliesverrekeningsmogelijkheid vervalt;
3.de beginwaarde van vermogensbestanddelen waarvoor de vermogenswinstbelasting gaat gelden, wordt vastgesteld op de waarde in het economische verkeer per 1 januari 2027 van die vermogensbestanddelen;
4. de fiscale behandeling van genotsrechten in box 3 is gewijzigd; en,
5. koerswinsten en -verliezen op banktegoeden in vreemde valuta worden wél meegenomen in de belastingheffing van box 3.
De eerste die wijzigingen zijn onzes inziens het meest relevant en worden hieronder nader toegelicht.
De afwijkende behandeling van de tweede woning
De hoofdregel voor onroerend goed in het wetsvoorstel is dat de inkomsten uit onroerend goed (huur, verkoopwinst) worden belast via een vermogenswinstbelasting.
In het eerdere wetsvoorstel werd echter een uitzondering gemaakt voor de tweede woning die hoofdzakelijk ter beschikking staat voor eigen gebruik. Hiervan is bijvoorbeeld sprake bij een vakantiewoning, welke u niet of nauwelijks verhuurt. Die tweede woning zou worden belast tegen een forfaitair rendement op basis van de WOZ-waarde. Deze uitzondering vervalt, zodat het stelsel eenvoudiger wordt. Ook deze tweede woningen vallen dus onder de hoofdregel van de vermogenswinstbelasting.
Bovenstaande betekent echter niet dat het eigen gebruik van onroerend goed (zoals bijvoorbeeld een vakantiewoning), onbelast blijft. Het voordeel uit eigen gebruik wordt forfaitair vastgesteld op een nader vast te stellen percentage van de WOZ-waarde.
Achterwaartse verliesverrekening
In het wetsvoorstel was opgenomen dat de in een jaar werkelijk geleden verliezen op box 3-vermogen vanaf 2028, één jaar terug en in de tijd onbeperkt voorwaarts verrekenbaar waren. De voorwaartse verliesverrekeningsmogelijkheid blijft gehandhaafd. Echter, vanwege budgettaire aspecten en vanwege complexiteit voor de Belastingdienst, vervalt de achterwaartse verliesverrekeningsmogelijkheid.
Bezit u bijvoorbeeld effecten in privé, en is het (ongerealiseerde) resultaat in een kalenderjaar negatief? Dan kunt u dit verlies in een volgend jaar verrekenen met eventuele winsten.
De beginwaarde bij aanvang van de vermogenswinstbelasting
Onroerend goed en aandelen in familiebedrijven of startende innovatieve ondernemingen worden betrokken in de vermogenswinstbelasting. De vermogenswinstbelasting houdt in dat het verschil tussen de verkoopprijs en de verkrijgingsprijs van deze vermogensbestanddelen in de heffing wordt betrokken.
In het wetsvoorstel was niet nader gespecificeerd wat wordt verstaan onder de ‘verkrijgingsprijs’. Nu is bepaald dat deze verkrijgingsprijs wordt gesteld op de waarde in het economische verkeer per 1 januari 2027 voor vermogensbestanddelen onder de vermogenswinstbelasting die vóór dat tijdstip al in uw bezit waren.
Heeft u dus onroerend goed, of aandelen in een familiebedrijf of startende innovatieve onderneming in uw bezit vóór 1 januari 2027, dan betaalt u bij verkoop van deze vermogensbestanddelen vanaf 2027 belasting over de verkoopprijs minus de waarde van de bezitting op 1 januari 2027.
De Staatssecretaris van Financiën heeft aangegeven dat voor de bepaling van de waarde in het economische verkeer per 1 januari 2027 van woningen, het voor de hand ligt om aan te sluiten bij de WOZ-waarde. Dit is (nog) niet opgenomen in het wetsvoorstel en is derhalve nog onzeker.
Tot slot
Tot 2027 wordt het rendement op vermogen forfaitair vastgesteld en belast. Hierdoor kan de situatie zich voordoen dat u over een groter fictief rendement belasting betaalt dan dat u daadwerkelijk gerealiseerd heeft. In die gevallen kan bezwaar tegen de definitieve aanslagen inkomstenbelasting uitkomst bieden. U kunt tot uiterlijk zes weken na dagtekening van de aanslag bezwaar maken. Ter behoud van rechten adviseren wij in veel gevallen bezwaar te maken tegen de aanslag inkomstenbelasting indien u belasting over box 3 betaalt.
Mocht u op basis van dit, of een ander artikel nog vragen hebben, neem dan contact met ons op via uw relatiebeheerder, telefonisch via 040 – 2 504 504 of via onderstaand contactformulier.