Of een Uber-chauffeur een arbeidsovereenkomst met Uber heeft, kan mede afhangen van of deze chauffeur zich in het economisch verkeer als ondernemer gedraagt. Daarbij kunnen ook omstandigheden van belang zijn die liggen buiten de arbeidsrelatie tussen de chauffeur en Uber. Dat is het antwoord van de Hoge Raad op prejudiciële vragen die het Gerechtshof Amsterdam had gesteld met betrekking tot de Uber-zaak en de lezing van het Deliveroo-arrest.
De Hoge Raad heeft in de Deliveroo uitspraak geen rangorde aangebracht tussen de gezichtspunten die in die uitspraak worden genoemd en die van belang zijn voor de beoordeling of sprake is van een arbeidsovereenkomst. De omstandigheid ‘ondernemerschap’ is dus niet minder belangrijk dan de andere acht gezichtspunten.
Voor de Uber-zaak brengt deze uitspraak met zich mee dat niet uit te sluiten valt dat doorslaggevend is of de chauffeur zich in het economisch verkeer als ondernemer gedraagt of kan gedragen, ook als andere omstandigheden wijzen op een arbeidsovereenkomst.
Voor de praktijk betekent dit dat het noodzakelijk blijft om alle relevante feiten en omstandigheden mee te wegen bij de beoordeling (de zogenoemde ‘holistische toets). Niet een Deliveroo-gezichtspunt is daardoor doorslaggevend. Het is dus ook niet zo dat werkenden die zich in het economisch verkeer als ondernemer gedragen, naar aanleiding van deze nieuwe uitspraak altijd met een overeenkomst van opdracht kunnen werken. Om dat te bepalen moet per geval een afzonderlijke holistische toets worden aangelegd.
Deze uitspraak betekent verder dat het conceptwetsvoorstel VBAR onder druk staat. In deze nieuwe wet zou de mate van ondernemerschap namelijk alleen doorslaggevend zijn bij een gelijke weging van omstandigheden die wijzen op werken als werknemer en omstandigheden die wijzen op werken als zelfstandige (de zogenoemde ‘gelijkspel-situatie’). Het wetsvoorstel is dus tegenstrijdig met de nieuwe uitspraak van de Hoge Raad.
Daarnaast is gebleken dat de Belastingdienst bij de handhaving op schijnzelfstandigheid het gezichtspunt ondernemerschap alleen bij een gelijkspel-situatie toepast. De uitspraak van de Hoge Raad betekent dat de handhaving op dit punt moet worden aangepast en dat beoordelingen mogelijk opnieuw moeten plaatsvinden.
Het is voor nu wachten op een reactie van de Belastingdienst en nieuws uit Den Haag over hoe verder. Wij houden de ontwikkelingen uiteraard nauwlettend in de gaten.
Heeft u naar aanleiding van dit artikel vragen? Neem dan contact op met uw Govers-contactpersoon, via ons contactformulier op de website, of bel ons algemene telefoonnummer 040 – 2 504 504.