Wanneer u belangrijke werknemers wilt binden aan uw bedrijf, kunt u ervoor kiezen om hen te laten participeren in uw bedrijf door middel van managementparticipaties. Hierbij zijn verschillende aandachtspunten van belang. Een van deze aandachtspunten is de mogelijke kwalificatie van de participaties als een lucratief belang.
Op 14 april 2023 heeft de Hoge Raad uitspraak gedaan over de lucratiefbelangregeling. Naar aanleiding van dit belastingtechnische arrest is een wetswijziging voorgesteld om de lucratiefbelangregeling met terugwerkende kracht aan te passen. In dit artikel zetten we graag uiteen wanneer de lucratiefbelangregeling kan spelen, wat de gevolgen van een lucratief belang zijn en hoe de lucratiefbelangregeling gaat wijzigen.
Wanneer speelt de lucratiefbelangregeling?
Om heffing van loonbelasting te voorkomen, dienen de managers bij de uitgifte van de managementparticipaties in de vorm van aandelen een zakelijke inleg te voldoen. Dat wil zeggen dat de managers de werkelijke waarde van de aandelen moeten inleggen. Om de participatie toch interessant en betaalbaar te houden, wordt deze in veel gevallen zodanig vormgegeven dat de zakelijke inbreng relatief beperkt is, maar wel wordt meegedeeld in een relatief groot gedeelte van de overwinst van het bedrijf. Dit wordt het hefboomeffect genoemd. Het potentiële rendement dat kan worden behaald met de managementparticipaties staat dan mogelijk niet in verhouding tot de risico’s die door de managers worden gelopen in verband met de investering in de managementparticipaties.
Dit hefboomeffect is een belangrijke indicatie voor de aanwezigheid van een lucratief belang. Een aandelenbelang kwalificeert als lucratief belang indien voldaan wordt aan twee voorwaarden.
- Beloningsvoorwaarde: er kan slechts sprake zijn van een lucratief belang indien de voordelen uit de aandelen mede een beloning beogen te zijn voor werkzaamheden van de manager.
- Hefboomeffect: in het geval dat met een geringe eigen inbreng een disproportioneel rendement behaald kan worden, is sprake van een hefboomeffect. Hiervan is in ieder geval sprake wanneer de managementparticipaties een achtergestelde soort aandelen betreffen welke minder dan 10% van het totale geplaatste aandelenkapitaal vertegenwoordigen (10%-eis).
Ook kan sprake zijn van een lucratief belang indien er vermogensrechten worden verkregen die economisch overeenkomen of vergelijkbaar zijn met aandelen waarbij een dergelijk hefboomeffect speelt. Bij deze economisch vergelijkbare vermogensrechten geldt ook zowel de beloningsvoorwaarde als de 10%-eis. Dit blijkt uit het arrest van de Hoge Raad van 14 april 2023.
Gevolgen van de lucratiefbelangregeling
De voordelen uit een aandelenbelang worden normaliter belast in box 2 (indien het aandelenbelang groter dan 5% is) of in box 3 (bij een aandelenbelang kleiner dan 5%) van de inkomstenbelasting. Wanneer de lucratiefbelangregeling van toepassing is, dan zijn de voordelen uit het aandelenbelang belast in box 1 van de inkomstenbelasting in plaats van in box 2 of 3.
De belastingheffing in box 1 kan oplopen tot 49,5%. Dit is een hoge heffing in vergelijking met de heffing in box 2 (toptarief van 31% vanaf 2024) en de huidige forfaitaire heffing in box 3 (in 2023 circa 2% van de waarde van de aandelen). In de wet is een keuzemogelijkheid opgenomen om de belastingheffing in box 1 te voorkomen. Indien de managementparticipaties worden gehouden via een vennootschap waarin de manager meer dan 5% van de aandelen bezit en minimaal 95% van de ontvangen voordelen uit de managementparticipatie in hetzelfde kalenderjaar wordt uitgekeerd naar privé, dan worden deze voordelen belast in box 2 in plaats van in box 1.
Recent aangekondigde wetswijziging
In het arrest van de Hoge Raad van 14 april 2023 heeft de Hoge Raad beslist dat voor de economische vergelijkbaarheid van vermogensrechten met achtergestelde soortaandelen, aangesloten moet worden bij de 10%-eis. De vraag die hierbij opkwam is of leningen die door de investeerder aan een bedrijf zijn verstrekt in aanmerking moeten worden genomen bij de 10%-eis. Door deze wijze van financiering ontstaat een hefboomeffect waardoor de managers tegen een relatief beperkte inbreng een aandeel in de overwinst van het bedrijf verkrijgen.
De Hoge Raad heeft in het recente arrest geoordeeld dat bij de beoordeling van de 10%-eis in beginsel geen rekening hoeft te worden gehouden met leningen. Daardoor zou veel ruimte ontstaan om managementparticipaties vorm te geven met een aanzienlijk hefboomeffect, zonder dat dit zou leiden tot de kwalificatie als lucratief belang. De Staatssecretaris van Financiën acht dit onwenselijk en heeft daarom een wetswijziging aangekondigd met terugwerkende kracht tot 26 juni 2023. In de voorgestelde wetswijziging wordt geregeld dat voor de toetsing aan de 10%-eis bij de beoordeling of sprake is van een lucratief belang, ook rekening dient te worden gehouden met bepaalde leningen. Welke leningen dit precies betreffen zal nader moeten blijken uit het wetsvoorstel dat met Prinsjesdag wordt gecommuniceerd. Duidelijk is dat na deze wetswijziging managementparticipaties eerder als lucratief belang zullen kwalificeren.
Tot slot
De lucratiefbelangregeling is een belangrijk aandachtspunt bij het inkleden van bijvoorbeeld managementparticipaties met een hefboomeffect. Een lucratief belang kan ongewenste belastinggevolgen hebben. Wenst u meer informatie te ontvangen over een lucratief belang, of zou u graag persoonlijk advies willen wanneer u bijvoorbeeld managementparticipaties gaat uitgeven, dan kunt u contact met ons opnemen via uw relatiebeheerder, telefonisch via 040 – 2 504 504 of via onderstaand contactformulier.