Begin december heeft De Raad van State haar advies gepubliceerd omtrent het voorgestelde nieuwe box 3-stelsel. Zij uit daarin zware kritiek op het voorstel om belasting te gaan heffen over het werkelijk rendement op spaargeld en beleggingen. Volgens het adviesorgaan heeft het voorstel ingrijpende gevolgen voor zowel burgers als de Belastingdienst en leidt het tot een verhoogde complexiteit, slechtere dienstverlening en onvoldoende toezicht. De Raad adviseert het kabinet om het wetsvoorstel niet in te dienen en de vormgeving van het stelsel opnieuw te bekijken. Inmiddels heeft ook de Staatssecretaris per brief gereageerd op de stand van zaken voor box 3. Wij praten u graag bij.
Problematiek huidig stelsel
Het huidige box 3-stelsel, gebaseerd op forfaitaire rendementen, is door de Hoge Raad als onrechtmatig beoordeeld. Het stelsel schendt het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens omdat het belasting heft op fictieve winsten in plaats van op werkelijk behaalde rendementen. Hierdoor worden belastingplichtigen in sommige gevallen geconfronteerd met een heffing over een niet daadwerkelijk gerealiseerd rendement. Dit oordeel van de Hoge Raad heeft het kabinet gedwongen tot een herziening.
Voorstel werkelijk rendement
In het nieuwe voorstel wil de regering belasting heffen over de werkelijke opbrengsten uit vermogen. De hoofdregel is een vermogensaanwasbelasting, terwijl voor onroerende zaken en aandelen in startende ondernemingen een vermogenswinstbelasting geldt. Voor een toelichting op dit systeem verwijzen we graag naar ons eerdere artikel. Hoewel deze aanpak rechtvaardiger lijkt, maakt de complexiteit van de regels de uitvoering naar verwachting problematisch.
Bezwaren van de Raad van State
De Raad van State heeft in haar advies van 2 december jongsleden zwaarwegende bezwaren tegen het voorgestelde stelsel geplubliceerd:
- Complexiteit: Het voorstel is ingewikkelder dan het huidige systeem. Burgers moeten ingewikkelde vermogensvergelijkingen maken en voldoen aan een administratieplicht, wat circa 1,6 miljoen mensen treft.
- Uitvoeringsproblemen: De Belastingdienst heeft aangegeven dat de invoering van het nieuwe stelsel leidt tot minder mogelijkheden voor overleg, slechtere dienstverlening en ontoereikend toezicht. Ook blijken de huidige systemen en personeelscapaciteit van de Belastingdienst onvoldoende om het voorstel tijdig te implementeren.
- Budgettaire neutraliteit: Het kabinet hanteert als uitgangspunt dat het nieuwe stelsel dezelfde belastingopbrengst moet genereren als het oude. Dit beperkt de mogelijkheid om andere, eenvoudiger oplossingen te overwegen en maakt het moeilijker om een zorgvuldige afweging van belangen te maken.
Alternatieve oplossingen
De Raad van State adviseert de regering het wetsvoorstel in zijn huidige vorm niet in te dienen en alternatieve denkrichtingen te onderzoeken, zoals:
- Het benutten van de resterende mogelijkheden binnen een forfaitair stelsel.
- Het invoeren van een eenvoudiger vermogenswinstbelasting.
- Het heroverwegen van de belastingmix, waarbij opbrengsten uit vermogen, arbeid en consumptie beter in balans worden gebracht.
Vertraging invoering
De geplande invoering van het nieuwe stelsel in 2027 lijkt als gevolg van dit adviesrapport onhaalbaar. Zelfs invoering per 1 januari 2028 is zeer onzeker, mede vanwege de beperkte personele capaciteit van de Belastingdienst. De Raad van State waarschuwt dat verdere vertraging de schatkist miljarden kan kosten, terwijl de huidige problemen met box 3 voortduren.
Reactie ministerie van Financiën
Het Ministerie van Financiën reageert dat “het ideale stelsel niet bestaat” en benadrukt dat het huidige stelsel grote bezwaren kent die opgelost moeten worden. Het kabinet gaat het advies van de Raad van State bestuderen en later uitgebreider reageren.
Brief Staatssecretaris 13 december 2024
Afgelopen vrijdag, 13 december 2024, heeft de Staatssecretaris een brief gepubliceerd omtrent de stand van zaken van het wetsvoorstel Wet werkelijk rendement. In deze brief wordt onder andere aangekondigd dat de Wet werkelijk rendement niet, zoals beoogd, in werking zal treden per 1 januari 2027. De Staatssecretaris heeft aangegeven dat invoering per 1 januari 2028 onder huidige omstandigheden wel haalbaar moet zijn.
Omdat de Wet werkelijk rendement niet eerder dan 1 januari 2028 zal worden ingevoerd, zal het huidige stelsel van heffing van forfaitair rendement met tegenbewijs een jaar lager van kracht blijven dan eerder aangegeven. Dit systeem kent echter een aanzienlijke budgettaire derving. Het kabinet heeft, om dit gat op te vullen, voorgesteld het forfait voor overige bezittingen voorlopig met 1,78%-punt te laten stijgen. Voor 2025 zal dit (voorlopig) resulteren in een forfaitaire heffing van 7,66%. Het heffingsvrije vermogen wordt verlaagd naar € 52.048.
Deze percentages en de verlaging van het heffingsvrij vermogen staan echter nog niet vast. Het blijft derhalve nog afwachten wat het forfaitaire rendement definitief zal gaan zijn, maar een aanzienlijke stijging lijkt op dit moment wel aan de orde. Belastingplichtigen met een lager werkelijk rendement dan dit forfaitaire rendement kunnen gebruik blijven maken van de tegenbewijsregeling.
Tenslotte
Het voorgestelde box 3-stelsel stuit op forse kritiek, met name vanwege de complexiteit en potentiële uitvoeringsproblemen. De Raad van State adviseert alternatieven te overwegen die eenvoudiger en toekomstbestendiger zijn. De recente reactie van de Staatssecretaris is echter weinig hoopvol en zou juist tot een hogere heffing leiden. Voor u als spaarder of belegger betekent dit dat de toekomst van box 3 nog langer onzeker is. Wij begrijpen dat dit vragen oproept en wij volgen dan ook de politieke ontwikkelingen rondom het box 3-stelsel op de voet. Wij hopen u spoedig meer duidelijkheid te kunnen bieden en u te informeren over wat deze veranderingen voor u kunnen betekenen.
Heeft u in de tussentijd vragen? Neem dan gerust contact met ons op via onderstaand contactformulier of met uw relatiebeheerder via 040 – 2504 504. Uiteraard kunt u ook voor al uw andere fiscale vragen bij ons terecht.