Op donderdag 6 juni 2024 heeft de Hoge Raad zich uitgesproken in een vijftal zaken inzake de wijze waarop belasting wordt geheven over box 3. De wetgever heeft, naar aanleiding van het zogenoemde ‘Kerstarrest’, een nieuw stelsel ingevoerd voor de belastingheffing in box 3. Het toenmalige stelsel werd door de Hoge Raad immers in strijd geacht met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en het Eerste Protocol (EP) bij dat verdrag.
Het nieuwe stelsel is ingevoerd via de Wet rechtsherstel Box 3 (de ‘Herstelwet’) en de overbruggingswet Box 3 (stelsel vanaf 2023), zodat beter aangesloten zou worden bij het werkelijke rendement. In het vernieuwde systeem werd echter nog steeds uitgegaan van een forfaitair rendement.
De Hoge Raad heeft op 6 juni 2024 geoordeeld dat ook de aangepaste wetgeving nog steeds in strijd is met het EVRM en het EP. Rechtsherstel moet worden geboden in de gevallen dat het werkelijke rendement lager is dan het forfaitair vastgestelde rendement.
Het oorspronkelijke box 3-regime (2017)
Vanaf 2017 gold voor de belastingheffing in box 3 een vermogensmix. Hoe meer vermogen iemand bezat, hoe meer deze persoon geacht werd te beleggen en hiermee een hoger rendement te behalen. Hoe minder vermogen iemand bezat, hoe lager het forfaitair vastgestelde rendement. De Hoge Raad oordeelde op 24 december 2021 dat dit stelsel in strijd was met het EVRM en het EP.
De Herstelwet en Overbruggingswet box 3 (herstel 2017 – 2022 en vanaf 2023)
Om de inbreuk op het EVRM en het EP van het oorspronkelijke box 3-regime te herstellen, heeft de wetgever de Herstelwet ingevoerd. De belastingheffing in box 3 ging vanaf dat moment uit van drie verschillende vermogenscategorieën: banktegoeden, schulden en overige bezittingen. Aan elk van deze vermogenscategorieën wordt een fictief rendementspercentage toegerekend. De waarde van de vermogenscategorieën, vermenigvuldigd met het fictieve rendementspercentage leidt tot een fictief rendement, welke in de box 3-heffing wordt betrokken. Hierbij wordt derhalve aangesloten bij de werkelijke verdeling van de vermogensbestanddelen over de vermogenscategorieën en niet langer een fictieve vermogensmix gehanteerd. De fictieve rendementspercentages worden jaarlijks vastgesteld op basis van landelijke gemiddelden, waardoor werd beoogd beter aan te sluiten bij het werkelijk behaalde rendement.
Uitspraak Hoge Raad
De Hoge Raad heeft nu beslist dat de Herstelwet in beginsel het werkelijke rendement voor mensen met louter spaartegoeden benadert. Dat ligt echter anders voor mensen met overige bezittingen. De verschillen binnen deze vermogenscategorie kunnen immers erg omvangrijk zijn. Risicovolle beleggingen kunnen hoge rendementen opleveren, maar ook flinke verliezen (bijv. offensieve effectenrekening). Terwijl beleggers die risicoavers zijn proberen een zo zeker mogelijk rendement te behalen (bijv. staatsobligaties). Er treedt een relatief ongelijke behandeling op van belastingplichtigen naar gelang zij meer of minder succesvol zijn met hun beleggingen. Voor deze ongelijke behandeling bestaat volgens de Hoge Raad géén rechtvaardiging. Derhalve is ook de Herstelwet in strijd met het EVRM en het EP in het geval dat het werkelijk behaalde rendement lager is dan het forfaitair vastgestelde rendement. De omvang van dit verschil maakt daarbij niet uit.
Daarnaast heeft de Hoge Raad geoordeeld dat ook de Overbruggingswet box 3, welk systeem aansluit bij de Herstelwet, in strijd is met het EVRM en het EP. Ook voor het systeem onder de Overbruggingswet moet rechtsherstel worden geboden aan belastingplichtigen indien het werkelijke rendement lager is dan het forfaitair vastgestelde rendement.
De Hoge Raad heeft geoordeeld dat in beginsel géén rente wordt vergoed door de Belastingdienst. Er geldt hiervoor één uitzondering. De Belastingdienst moet wel rente vergoeden indien het bedrag van de wettelijke rente meer is dan het bedrag van de belastingvermindering in box 3.
Wat is werkelijk rendement
De belastingplichtige moet aantonen dat het werkelijk behaalde rendement lager is dan het forfaitair vastgestelde rendement. De vraag komt dan op wat onder werkelijk rendement moet worden verstaan. Concreet gelden volgens de Hoge Raad de volgende regels voor het vaststellen van het werkelijk rendement:
- het werkelijke rendement moet worden bepaald over het vermogen als geheel en niet per vermogensbestanddeel afzonderlijk;
- bij bepaling van het werkelijke rendement speelt inflatie geen rol;
- het werkelijk behaalde rendement wordt bepaald van jaar tot jaar afzonderlijk. Er wordt geen rekening gehouden met een positief of negatief rendement in andere jaren;
- zowel gerealiseerde, als ongerealiseerde vermogensmutaties moeten worden meegenomen bij de bepaling van het werkelijk behaalde rendement. Dit betekent dat onder andere koerswinsten op nog niet verkochte aandelen, worden belast;
- bij de bepaling van het werkelijk behaalde rendement wordt géén rekening gehouden met kosten. Rente van schulden die tot het vermogen in box 3 behoren worden wel meegenomen in de berekening van het werkelijk behaalde rendement;
- bij het bepalen van het te belasten werkelijk behaalde rendement wordt géén rekening gehouden met het heffingvrije vermogen.
De Belastingdienst heeft voorgesorteerd op deze uitspraak van de Hoge Raad. De Belastingdienst heeft een conceptversie gepresenteerd van een digitaal opgaafformulier werkelijk rendement. Met dit digitale formulier kan het werkelijke rendement worden opgegeven en direct de vergelijking worden gemaakt met forfaitair vastgestelde rendement. Softwareleveranciers zijn ondertussen bezig het formulier voor fiscaal dienstverlener beschikbaar te stellen, zodat wij u kunnen assisteren met het invullen van het digitale formulier. Om dit formulier in te vullen, is veel informatie benodigd. Zo moet onder andere worden opgegeven wat de jaarlijkse waardeveranderingen van de verschillende vermogensbestanddelen zijn, of dat er vermogensbestanddelen zijn aangekocht of verkocht en wat de inkomsten (bijvoorbeeld dividend, rente of huur) zijn geweest.
Wat betekent dit voor u?
Is uw werkelijke rendement lager dan het forfaitair vastgestelde rendement in box 3 én heeft u nog geen definitieve aanslag inkomstenbelasting ontvangen, dan adviseren wij om bezwaar te (laten) maken tegen de definitieve aanslag inkomstenbelasting zodra deze wordt opgelegd.
Heeft u wel al een definitieve aanslag inkomstenbelasting ontvangen en heeft u aangegeven dat u bezwaar wenst te maken tegen deze aanslag, dan hebben wij dit reeds voor u verzorgd. We moeten dan echter nog op een later moment aantonen dat het werkelijk door u behaalde rendement lager is dan het forfaitair vastgestelde rendement.
Heeft u niet aangegeven bezwaar te willen maken tegen de definitieve aanslag inkomstenbelasting, dan zal geen bezwaar zijn gemaakt tegen uw definitieve aanslag. Echter, komt u mogelijk toch nog in aanmerking voor rechtsherstel op grond van de massaal bezwaar plus procedure. Deze lopende procedure houdt in dat alle belastingplichtigen, dus ook de belastingplichtigen die géén (of te laat) bezwaar hebben gemaakt, in aanmerking komen voor rechtsherstel box 3 voor de jaren 2017-2020. De Hoge Raad moet zich nog buigen over deze vraag of dat het rechtsherstel ook geboden moet worden aan deze vermoedelijk grote groep niet-bezwaarmakers.
Tot slot
Heeft u vragen over uw situatie? Neem dan contact met ons op via uw relatiebeheerder, telefonisch via 040 – 2 504 504 of via onderstaand contactformulier.