Besluit Vennootschapsbelastingplicht van stichtingen en verenigingen verruimd en aangescherpt

Onlangs heeft de Staatssecretaris van Financiën het Besluit over de vennootschapsbelastingplicht van stichtingen en verenigingen uit 2005 geactualiseerd. In de hoofdregel zijn stichtingen en verenigingen vennootschapsbelastingplichtig indien en voor zover zij een onderneming drijven. Het Besluit bevat standpunten van de Staatssecretaris inzake of en in hoeverre een onderneming wordt gedreven en geeft enkele goedkeuringen. Het Besluit uit 2005 is op onderdelen aangepast en aangescherpt. Daarnaast zijn enkele nieuwe onderdelen in het Besluit opgenomen.

De belangrijkste wijzigingen
De grootste en meest relevante wijzigingen zien op vennootschapsbelastingplicht van gesubsidieerde instellingen. Onderstaande punten werken wij verder uit.

  • Beleid over ‘deelname aan het economisch verkeer’ is gecodificeerd. (paragraaf 1)
  • Beleid over ‘winststreven’ is verduidelijkt. Met name voor gesubsidieerde instellingen en de toepassing van het subsidiebesluit. (paragraaf 2)
  • Er is beleid opgenomen over de mogelijkheid voor culturele ANBI’s om te opteren voor integrale belastingplicht. (paragraaf 3)
  • Er is een verduidelijking opgenomen over wanneer een sociaal belang behartigende instelling (SBBI) fictieve loonkosten in aftrek kan nemen. (paragraaf 4)


Wanneer drijft een stichting of vereniging een onderneming?
Een stichting of vereniging drijft een onderneming wanneer er aan 3 cumulatieve voorwaarden wordt voldaan:
1. er is sprake van een duurzame organisatie van arbeid en kapitaal,
2. waarmee wordt deelgenomen aan het economische verkeer, en
3. met het oogmerk om winst te behalen.

Om vast te stellen of er sprake is van het drijven van een onderneming dient elke activiteit afzonderlijk beoordeeld te worden. Het is dus niet relevant of een stichting of vereniging als geheel wel of niet naar winst streeft indien een afzonderlijke activiteit is aan te merken als het drijven van een onderneming. Die afzonderlijke activiteit die kwalificeert als een onderneming wordt dan alsnog in de belastingheffing betrokken.

Het is niet doorslaggevend dat in de statuten is opgenomen dat de instelling niet naar winst streeft, Het gaat om de feitelijke situatie. Indien de instelling stelselmatig overschotten behaalt, dan moet een winststreven worden aangenomen. De bestemming van de overschotten is niet van belang, omdat in dat geval sprake is van winstbestemming en niet van winstbepaling.

Codificatie van beleid over ‘deelname aan het economisch verkeer’
In het Besluit is  opgenomen wanneer er volgens de Belastingdienst sprake is van ‘deelname aan het economisch verkeer’, met name bij verenigingen. Van deelname aan het economisch verkeer is sprake indien er goederen worden geleverd en/of diensten worden verricht aan derden (mogelijk ook leden van verenigingen).

  • Aanwijzingen dat er wel sprake is van deelname aan het economisch verkeer zijn volgens de Staatssecretaris:    

    • Er kan eenvoudig worden toegetreden tot de groep waarvoor de activiteiten worden verricht.
    • Er worden individuele activiteiten verricht ten behoeve van de leden en derden.

    Aanwijzingen dat er geen sprake is van deelname aan het economisch verkeer zijn volgens de Staatssecretaris:

    • De activiteiten worden verricht voor een besloten groep die niet of nauwelijks kan wijzigen.
    • Er worden uitsluitend diensten verricht ten behoeve van de algemene belangenbehartiging van de leden. In de praktijk zal er volgens de Staatssecretaris eerder sprake zijn van deelname aan het economische verkeer bij stichtingen omdat deze geen leden hebben.

    Aangezien een stichting geen leden heeft, stelt het besluit dat er bij stichtingen sneller sprake is van deelname aan het economische verkeer dan bij verenigingen.

Het ‘winststreven’ criterium voor gesubsidieerde instellingen
In het Besluit is verduidelijkt dat bij de beoordeling van het winststreven gekeken moet worden of met de activiteiten naar verwachting over meerdere jaren bezien positieve resultaten worden behaald. Uitgangspunt voor deze beoordeling zijn de jaarrekeningen van een instelling. De fiscale winst wordt echter beïnvloed door goedkoopmansgebruik en diverse wettelijke bepalingen. In het kader van de beoordeling van het fiscale winststreven kan volgens het Besluit worden geabstraheerd van de fiscale afschrijvingsbeperkingen, de fictieve loonkostenaftrek en de bestedingsreserve  .

Een aanscherping en verruiming van het subsidiebesluit
Gesubsidieerde instellingen kunnen exploitatieoverschotten realiseren. Subsidies kunnen bijdragen aan de overschotten en dienen te worden opgenomen in de fiscale winst. Voor organisaties die uitsluitend activiteiten verrichten die zijn gefinancierd met subsidies en volgens de statuten of subsidieregels de behaalde overschotten moeten aanwenden overeenkomstig de subsidiedoeleinden of moeten terugbetalen aan de subsidieverstrekker, bestaat met toepassing van het subsidiebesluit geen winststreven.

In het Besluit uit 2005 is bepaald dat er onder voorwaarden geen sprake is van een winststreven. Dat is het geval
1. voor zover gesubsidieerde instellingen, volgens statuten of subsidieregels, de behaalde overschotten moeten aanwenden overeenkomstig de subsidiedoeleinden of terug moeten betalen aan de subsidieverstrekker.
2. als de instelling haar inkomsten met betrekking tot gesubsidieerde activiteiten voor meer dan 70% verkrijgt uit subsidies en daarnaast slechts eigen bijdragen ontvangt van degenen voor wie de instelling de prestaties verricht.

In de fiscale literatuur werd altijd aangenomen dat deze voorwaarden niet cumulatief zijn en er dus sprake is van twee situaties waarbij er geen sprake is van een winststreven. De Belastingdienst neemt in de recente praktijk echter het standpunt in dat de beide voorwaarden cumulatief zijn. Op basis van de letterlijke tekst van het oude Besluit is dat discutabel.

Aanscherping gecodificeerd
In het nieuwe Besluit worden de voorwaarden voor de afwezigheid van een winststreven aangescherpt. In het Besluit wordt bevestigd dat dat de voorwaarden  zoals hierboven genoemd cumulatief zijn (strengere lezing). Ook neemt de Belastingdienst het standpunt in dat instellingen geen enkele andere inkomsten mogen verkrijgen, zoals inkomsten uit verhuur of horeca. Het nieuwe Besluit lijkt in eerste opzicht op een beperking, maar wij zien dit meer als een codificatie van een bestaande beperkte lezing die de Belastingdienst hanteert in de praktijk.

Verruiming
De Staatssecretaris acht het ongewenst dat het ontvangen van eigen bijdragen van degenen voor wie de instelling gesubsidieerde activiteiten verricht en het verrichten van subsidiabele activiteiten door een instelling die hiervoor eigen bijdragen en/of vergoedingen op contractbasis ontvangt, leidt tot een winststreven. Indien deze activiteiten niet gesubsidieerd zijn, maar wel zouden vallen onder subsidievoorwaarden, dan zijn dergelijke activiteiten “subsidiabele activiteiten”. De inkomsten uit subsidiabele activiteiten kunnen volgens de Belastingdienst onder voorwaarden dan niet leiden tot een winststreven. De voorwaarden waaronder er in dergelijke situaties geen sprake is van een winstreven zijn als volgt:

1. De instelling verricht uitsluitend gesubsidieerde, dan wel gesubsidieerde en subsidiabele activiteiten.
2. De instelling financiert het totaal van deze activiteiten voor tenminste 70% met subsidies en aanvullend slechts met:
a. eigen bijdragen van degenen voor wie de instelling de gesubsidieerde activiteiten verricht; en
b. vergoedingen die op contractbasis worden ontvangen van gemeente(n) (of andere bestuursorganen), eventueel aangevuld met eigen bijdragen van degenen voor wie de instelling deze subsidiabele activiteiten verricht.
3. De instelling wendt eventueel behaalde overschotten zowel conform de statuten of subsidieregels als feitelijk aan overeenkomstig de subsidiedoeleinden, of betaalt deze overschotten terug aan de subsidieverstrekker.
4. De instelling heeft zowel statutair als feitelijk geborgd dat – als daar sprake van is – de inkomsten uit contractfinanciering uitsluitend kunnen worden aangewend voor de gesubsidieerde dan wel subsidiabele activiteiten.

Integrale Vpb-plicht culturele instellingen met de ANBI status
Culturele instellingen met de ANBI (Algemeen Nut Beogende Instelling) status kunnen een verzoek indienen voor integrale belastingplicht voor de vennootschapsbelasting. Integrale belastingplicht zorgt ervoor dat positieve resultaten uit het ondernemingsdeel kunnen worden verrekend met verliezen behaald in het niet-ondernemingsdeel. Een verzoek hiervoor moet worden ingediend binnen zes maanden na afloop van het boekjaar. Deze mogelijk was al vastgelegd in de wet. In de bijlage van het Besluit zijn voortaan de voorwaarden vastgelegd. Indien het verzoek wordt ingewilligd, dan geldt de integrale belastingplicht voor een periode van minimaal 10 jaar. Wij adviseren om de (toekomstige) fiscale positie te laten beoordelen om te bepalen of integrale belastingplicht voordelig is.

Verduidelijking fictieve loonkostenaftrek
Een ANBI of een lichaam dat een sociaal belang (SBBI) behartigt kan onder voorwaarden fictieve loonkosten in aftrek brengen indien er werkzaamheden worden verricht door vrijwilligers. Het Besluit verduidelijkt dat alleen voor lichamen die een sociaal belang behartigen de extra voorwaarde geldt dat de winst van het lichaam voor 70% of meer moet worden behaald door de inzet van vrijwilligers. Deze 70%-eis geldt niet voor ANBI’s. In de praktijk (en literatuur) werd deze lezing van de wettekst al gehanteerd, echter is de codificatie hiervan welkom aangezien de wettekst ruimte overlaat voor interpretatieverschillen.

Tot slot
De vennootschapsbelastingplicht voor verenigingen en stichtingen wordt steeds actueler en speelt in de praktijk steeds vaker doordat instellingen hun werkzaamheden uitbreiden om meer inkomsten te genereren. interpretatie die de Belastingdienst  in de praktijk hanteert. Wij adviseren instellingen om  hun  vennootschapsbelastingpositie (opnieuw) te beoordelen aan de hand van het nieuwe Besluit. Heeft u vragen over het voorgaande of bent u benieuwd naar de concrete fiscale gevolgen van het Besluit voor uw instelling, dan kunt u contact met ons opnemen via uw relatiebeheerder, telefonisch via 040 – 2 504 504 of via onderstaand contactformulier

Deel dit bericht

Tips, advies en nieuws van de beste uit het vak

Vrijblijvend advies

Tips, advies en nieuws van de beste uit het vak