In dit nieuwsbericht gaan wij in op de recent verschenen arresten van Hof Amsterdam (19 december 2024) en Hof ’s-Hertogenbosch (29 januari 2025) over het ‘uitdividenden’ van de auto van de zaak. Het arrest van Hof ’s-Hertogenbosch is een vervolg op het vonnis van Rechtbank Zeeland-West-Brabant (2-2-2023). Wij verwijzen ook naar ons eerdere nieuwsbericht in dit verband.
Belang
In de praktijk zie je regelmatig dat een directeur-grootaandeelhouder (hierna: DGA) in een zakelijke auto rijdt. Deze auto is aangeschaft door de vennootschap en wordt aan hem ter beschikking gesteld. De DGA gebruikt deze auto ook voor privédoeleinden en na verloop van tijd kan de vraag opkomen of het mogelijk is om de auto naar privé over te dragen en zo ja, of dat mogelijk is tegen een vergoeding die lager ligt dan de werkelijke waarde van de auto. Over deze vraag hebben het Hof Amsterdam en het Hof ’s-Hertogenbosch onlangs (tegenstrijdig) geoordeeld waarbij de vraag centraal stond of sprake is van misbruik van recht.
Hof Amsterdam oordeelt dat sprake was van misbruik van recht door de overeengekomen lage vergoeding waardoor de maatstaf van heffing opwaarts moet worden gecorrigeerd. Hof ’s-Hertogenbosch oordeelt de overeengekomen lage vergoeding niet kan leiden tot misbruik van recht
Wanneer is sprake van misbruik van recht?
Volgens vaste rechtspraak is kort gezegd sprake van misbruik van recht:
- wanneer de betrokken transacties ertoe leiden dat, hoewel zij formeel binnen het kader van de toepasselijke wettelijke bepalingen blijven, tot een btw-voordeel leiden; en
- uit een geheel van objectieve factoren blijkt dat het wezenlijke doel van de betrokken transacties erin bestaat een belastingvoordeel te verkrijgen.
Bij misbruik van recht moeten de transacties zodanig geherdefinieerd worden dat de situatie hersteld wordt zoals die zou zijn geweest zonder die transacties.
Hieronder bespreken wij kort beide arresten.
Hof Amsterdam – wél misbruik van recht
Eiseres, onderdeel van een fiscale eenheid voor de btw, heeft op 22 oktober 2014 een auto gekocht voor €48.319 en deze wegens schade laten repareren voor €22.903. De btw op de aanschaf- en reparatiekosten is volledig in aftrek gebracht. Er kon dankzij de schade pas met de auto worden gereden vanaf 18 november 2014.
Op 6 januari 2015 heeft eiseres de auto voor een (abnormaal) lage prijs van in totaal €15.000 – bestaande uit een bedrag aan rest-bpm van €14.053, een nettobedrag belast met btw van €783 en een bedrag van €164 aan btw – verkocht aan haar DGA. Ter zake van deze transactie is een verkapte dividenduitkering in aanmerking genomen van netto €60.000. Dit is voor de DGA voordelig, aangezien hij nu een lager niet-aftrekbaar btw-bedrag heeft.
Bij de rechtbank kwamen in deze zaak twee vragen naar voren:
- Behoort het verkapte dividend ook tot de vergoeding voor btw-doeleinden?
- Is sprake van misbruik van recht?
Op de tweede vraag heeft de rechtbank geoordeeld dat sprake is van misbruik van recht met als argumenten dat de auto slechts voor een korte tijd zakelijk is gebruikt (tijdsverloop tussen moment van ingebruikname en moment van verkoop bedraagt minder dan twee maanden) en de materiële bevoordeling (de verkapte dividenduitkering) van €60.000.
Tevens oordeelt de rechtbank op de eerste vraag dat de verkapte dividenduitkering mede moet worden aangemerkt als de vergoeding voor de levering van de auto omdat ter bestrijding van het misbruik van recht de vergoeding opwaarts moet worden gewijzigd naar een waarbij rekening wordt gehouden met wat de DGA daadwerkelijk heeft opgeofferd voor de verkrijging van de auto. De rechtbank acht het niet relevant dat Nederland art. 80 van de Btw-richtlijn (aanpassing van de vergoeding naar de normale waarde) niet heeft geïmplementeerd.
Het Hof bevestigt het vonnis van de rechtbank en oordeelt dat sprake is van misbruik van recht bij een abnormaal lage vergoeding.
Het misbruik van recht is volgens het Hof voornamelijk gelegen in de abnormaal lage prijs die als kennelijk doel, aangezien er geen ander doel is gebleken, heeft om in strijd met de doel en strekking van de wet een belastingvoordeel te behalen.
Hof ’s-Hertogenbosch – géén misbruik van recht
Een BV heeft op 29 december 2015 een auto gekocht voor €93.400 inclusief btw. Deze btw is volledig als voorbelasting teruggevraagd. De DGA van de BV gebruikte deze auto voor zakelijke en privédoeleinden.
Op 29 december 2020 heeft de BV de auto verkocht aan de DGA voor een abnormaal lage prijs van €2.624, bestaande uit een bedrag aan rest-bpm van €124, een nettobedrag belast met btw van €2.066 en een bedrag van €434 aan btw. De auto is getaxeerd op een waarde van €29.750.
De BV en de DGA hebben voor het verschil tussen de verkoopprijs en de taxatiewaarde, zijnde €27.126, een verkapt dividend in aanmerking genomen.
In geschil is de maatstaf van heffing (verkoopprijs of taxatiewaarde auto) voor de berekening van btw over de verkoop van de auto, waarbij het geschil ziet op drie vragen:
- Is sprake van een levering onder bezwarende titel?
- Indien vraag 1 bevestigend beantwoord moet worden: is sprake van misbruik van recht?
- Indien vraag 2 ontkennend moet worden beantwoord: behoort het verkapte dividend tot de maatstaf van heffing?
De eerste vraag wordt bevestigend beantwoord. Het Hof oordeelt dat sprake is van een rechtstreeks verband tussen de (bedongen lage) vergoeding en de levering van de auto en daarmee van een levering onder bezwarende titel.
De bewijslast voor misbruik van recht ligt bij de inspecteur. De inspecteur is van mening dat een abnormaal lage vergoeding leidt tot misbruik van recht. Het Hof stelt dat de enkele omstandigheid dat de auto werd geleverd tegen een vergoeding die lager was dan de werkelijke waarde werd geleverd, niet voldoende is voor het aannemen van misbruik van recht. Er is geen samenstel van transacties of van een zuiver kunstmatige constructie. De tweede vraag wordt ontkennend beantwoord.
De derde vraag wordt tevens ontkennend beantwoord. Het Hof ziet geen rechtstreeks verband tussen het verkapte dividend en de levering van de auto, het feit dat er een verkapt dividend is aangegeven ter grootte van het verschil tussen de verkoopprijs en de taxatiewaarde is niet voldoende om het rechtstreekse verband aannemelijk te maken.
Het Hof oordeelt dat er in deze situatie géén sprake is van misbruik van recht.
Voor de praktijk
Uit deze uitspraken blijkt dat het overdragen van de auto van de zaak naar privé tegen een lage vergoeding onder omstandigheden kan leiden tot misbruik van recht, maar dat daar niet in alle gevallen sprake van hoeft te zijn. De conclusie van deze arresten is dat of sprake is van misbruik van recht bij het uitdividenden van een auto van de zaak in de praktijk lastig valt te beantwoorden.
De belangrijkste verschillen tussen het arrest Hof Amsterdam en Hof ’s-Hertogenbosch is het verschil in tijd tussen de aankoop van de auto (1,5 maand respectievelijk 5 jaar) en het uitdividenden van de auto (€60.000 respectievelijk €27.126).
Of dit feit doorslaggevend is voor de uitkomst komt niet duidelijk naar voren. H
Het blijft daarom per situatie van belang om per situatie op basis van de feiten en omstandigheden kritisch na te gaan of het beoogde voordeel mogelijk tot misbruik van recht kan leiden.
Mocht u naar aanleiding van dit nieuwsbericht vragen hebben over uw specifieke situatie, of zich afvragen of het mogelijk / aantrekkelijk is om ook in uw situatie de auto van de zaak naar privé over te dragen, dan kunt u contact met ons opnemen via 040 – 2 504 504 of via btw@govers.nl. Wij brengen dan de (on)mogelijkheden en aandachtspunten graag voor u in kaart.